Verheugd door het wonder van zijn vooruitgang, en geïnspireerd door het Belgische surrealisme, voelde ik de drang — en de noodzaak — om een echt sprookje te creëren ter ere van mijn vader.
Maurice is een klein personage, vastzittend in zijn parallelle universum vol waarheden en wanen, vergeten momenten en herinneringen. Ik begon deze realiteit — die ik beetje bij beetje begon te accepteren — te rationaliseren, te overdenken, te herstructureren, te tekenen en te verbeelden. Ik ging een verwerkingsproces in — en dit keer, een proces van mijn eigen wederopbouw: het verlangen om mijn vader in scène te zetten om mijn beleving van zijn realiteit en innerlijke wereld tot uitdrukking te brengen.
Als lichtbanen creëren zijn gedachten verrassende nieuwe verbanden. Ze stellen mijn eigen kijk op de werkelijkheid ter discussie. Tegenover de veranderde en bijzondere logica van mijn vader ervaar ik hetzelfde gevoel als wanneer ik naar de werken van Magritte kijk: een fascinatie voor het problematische, het onverwachte, het mysterieuze. Dit sprookje wil dat mysterie niet verklaren of begrijpen, maar er hulde aan brengen.
Zoals metaforische schilderijen ontvouwt het sprookje dat hem is opgedragen zich in zeven hoofdstukken. Elk deel is een doorgang — als een kamer in het brein van Maurice.
Op een doordachte, figuratieve, bedachtzame en gepassioneerde manier behandel ik het onderwerp van mijn veranderde vader en zijn spontane gedachten — soms geniaal en diepzinnig, soms verward en verstoord.
Er is een soort behoefte om de dingen door een prisma te laten gaan, om ze te verankeren, te aanschouwen, te onderzoeken, te herscheppen in beelden — en ze eeuwig te maken.
Eeuwig geaccepteerd.